Storm, onweer, mist, wind, regen, hagel en sneeuw: het weer kan behoorlijk tegenzitten als je gaat vliegen. Opstijgen of landen tijdens slecht weer kan erg lastig zijn voor piloten. Want zij moeten hun vliegtuig veilig in de lucht brengen of op de grond zetten. Slecht zicht, windvlagen of een gladde landingsbaan werken dan niet echt mee. Gelukkig zijn er op Schiphol meerdere banen voor verschillende windrichtingen. Maar dit kan overlast in de omgeving veroorzaken.
Bij normale weersomstandigheden, wanneer vliegtuigen veilig kunnen opstijgen en landen, zijn op Schiphol de banen in gebruik die de minste overlast in de omgeving veroorzaken. Slaat het weer echter om, dan kiest Luchtverkeersleiding Nederland voor de gunstigst gelegen start- en landingsbanen in het slechte weer. De windkracht en windrichting zijn hierbij bepalend, alsmede het zicht. Want niet alleen de piloten moeten onder de wolken door kunnen kijken, ook de luchtverkeersleiding moet de vliegtuigen kunnen zien. Bovendien opereren we dan niet meer op maximale capaciteit; vanwege de veiligheid vertrekken er dan minder vluchten en komen er minder vluchten aan op Schiphol.
Vliegtuigen landen en starten het liefst tegen de wind in. Dit zorgt voor meer lift onder de vleugels, waardoor er minder startbaan nodig is om los te komen van de grond. En bij landen remt het vliegtuig door de tegenwind makkelijker af. Met wind mee hebben vliegtuigen een veel langere startbaan nodig om los te komen en die hebben we niet op Schiphol. Landen met wind mee is ook niet aan te raden: dan komen toestellen met een veel te hoge snelheid aan de grond.
Je begrijpt dat zijwind ook niet heel prettig is. De meeste vliegtuigtypes kunnen wel landen of opstijgen met een beetje zijwind. Maar zodra de zijwind boven de baan hard is - door bijvoorbeeld een windvlaag of plotseling draaiende, toenemende wind - dan moet Luchtverkeersleiding Nederland een baan gebruiken die gunstiger in de wind ligt. Het kan zijn dat je dan meer vliegtuigen over hoort komen dan normaal. Is de wind stormachtig of zelfs orkaankracht? Dan moeten vliegtuigen soms uitwijken naar een andere luchthaven.
Niet alleen de wind speelt een grote rol in het baangebruik op Schiphol; welke combinaties aan banen we gebruiken hangt ook af van het zicht. Hoe minder goed we door de wolken kunnen kijken, hoe groter de afstand tussen de landende vliegtuigen. Is het zicht voor de luchtverkeersleiders en piloten minder dan vijf kilometer? Of ligt de wolkenbasis onder de 2.000 ft (ongeveer 660 meter)? Dan spreken we van slecht zicht. We kunnen dan alleen landingsbanen gebruiken die onafhankelijk van elkaar zijn: waarbij vliegtuigen elkaar dus niet kunnen kruisen mochten zij een doorstart moeten maken. Vliegers en luchtverkeersleiders kunnen vertrouwen op hun radarsystemen en instrumenten, maar moeten ook door de ramen kunnen kijken om veilig te landen.
Winters weer levert prachtige plaatjes op, maar besneeuwde of bevroren banen maakt opstijgen en landen niet bepaald eenvoudig. Op Schiphol doen we er dan ook alles aan om tijdens winterse weersomstandigheden de banen sneeuw- en ijsvrij te houden. Ook dit heeft gevolgen voor het baangebruik en het aantal vliegtuigen dat kan opstijgen en landen.
Een internationale luchthaven als buur: dat heeft veel voordelen, maar kan ook best lastig zijn. En dat begrijpen we op Schiphol heel goed.
Welke routes nemen vliegtuigen naar onze start- en landingsbanen?
Ieder vliegtuigtype heeft zijn eigen kenmerken als het om geluidsoverlast gaat.
Wil je per e-mail op de hoogte blijven van baanonderhoud en afwijkend baangebruik? De laatste ontwikkelingen en activiteiten rond Schiphol volgen? Meld je aan voor de nieuwsbrief.