In dit surrealistische werk toont Kévin Bray (1989) Nederlands unieke relatie met het landschap dat deels onder de zeespiegel ligt. Verschillende figuren manipuleren het terrein: sommigen willen het water in toom houden, anderen proberen de grond op te tillen om het water de ruimte te geven. Sommige figuren zijn mechanisch vormgegeven en anderen hebben scheuren in hun huid die symbool staan voor de erosie van de natuur. ‘Nederlanders hervormen en veranderen het landschap continu om het bewoonbaar te maken.’
Met dit werk viert Bray de vindingrijkheid van de Nederlandse ingenieurs, maar belicht hij ook een paradox: de klimaatverandering die we aan onze snelle ontwikkeling te wijten hebben, draagt bij aan de stijging van de zeespiegel die we met onze innovaties weer willen bestrijden.
Bray vindt onze obsessie met de ontwikkeling van nieuwe technieken interessant, maar vraagt zich ook af of we bestaande technieken zouden kunnen gebruiken om de huidige problemen op te lossen. ‘Nederlandse molens bijvoorbeeld zijn ingenieuze windmachines, in hoeverre kunnen we die meer inzetten?’
Bray laat zich graag inspireren door surrealistische schilders en de symboliek in hun werk. Ook bevat het werk referenties naar Schiphol. ‘Je ziet zowel dag als nacht, omdat je tijdens het vliegen vaak verschillende tijdzones doorkruist. En als je opstijgt, lijkt de horizon met je mee omhoog te gaan.’
De van oorsprong Franse Kévin Bray heeft een achtergrond als grafisch ontwerper en woont in Amsterdam. Als multidisciplinaire kunstenaar experimenteert hij met schilderkunst, animatie, beeldhouwkunst en muziek. Zijn werk was onder meer te zien in het Palais de Tokyo in Parijs en het Stedelijk Museum Amsterdam.