Tijdens een late autorit door het Nederlandse boerenland werd Awoiska van der Molen (1972) aangetrokken door de helderheid van de maan. Ze sloeg de snelweg af, reed de donkere nacht in en stapte uit.
Daar, weg van de stedelijke hectiek, trof ze dit stille stuk land. De symmetrie tussen de rij bomen links en rechts, de gelijke vlakverdeling tussen hemel en aarde en het zwarte veld dat opdoemt in het maanlicht, geven de foto een bijna mystieke sfeer.
Van der Molen groeide op in een chaotisch en artistiek gezin, maar verlangde juist naar structuur. Ze startte verschillende studies die tot een zeker bestaan zouden leiden, maar toch bleek de kunstacademie voor haar de juiste plek.
Hoewel tijdens haar studie de digitale fotografie in opmars was, bleef ze trouw aan analoge fotografie om in alle rust de kracht van de natuur vast te kunnen leggen.
Van der Molen staat bekend om haar krachtige zwart-wit beelden, waarmee ze oproept tot reflectie. Met haar camera trekt ze wekenlang de natuur in, met als doel om door te dringen tot het wezen van een plek. ‘Wanneer in deze stilte het brein stilvalt, ontstaat de ruimte om de natuur intenser te beleven.’
Van der Molen gelooft dat als we lange tijd in de natuur doorbrengen, we vanzelf ons oorspronkelijke territorium herkennen: het ongerepte landschap dat hetzelfde ritme kent als ons lichaam. Haar werk gaat over deze intuïtieve ervaring.
Landschappen met bergen en dichte begroeiing zijn haar favoriet. ‘Ik laat me graag omhullen door natuur waarin ik me kan verstoppen. Maar ook de donkerte van een vlak, leeg landschap, zoals in dit werk voor Schiphol, heeft iets geruststellends.’
Awoiska van der Molens woont en werkt in Drenthe en Amsterdam. Haar werk is eerder te zien geweest in onder meer het Victoria and Albert Museum in Londen, het Fotomuseum Den Haag en het Foam fotografiemuseum in Amsterdam.